Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Goeie vraag Diederik, ik heb het nog eens nagevlooid en het komt dus ook in het ZN voor. Logies dat het dan in Limburg gebruikt wordt. Maar dan niet in techniese zin maar als: (lichamelijk, pijnlijk) stoten. ‘Sjtoeke’ is Algemeen Limburgs. Waarschijnlijk zijn er wel varianten met andere klinkers en medeklinkers. Misschien melden Petrik of Jiet zich nog. Groet LG.
stui – ken
(stuikte, 1, 2 overgankelijk h., 3 onovergankelijk is gestuikt)
1
tegen het uiteinde van gloeiend ijzer kloppen om het te verbreden. ( techniese NL variant)
2
schoven in stuiken (stuik, bet 2 ) zetten; (of turf in NO NL provincies)
3
Zuid-Nederlands: neerstorten, neervallen, neergeworpen worden; voorovervallen;
in mekaar, elkaar, twee stuiken
in elkaar zakken (met dank aan mijn woordenboek.nl)
En volgens mijnwoordenboek.nl ook met ch.
stechelen
1) Knoeien 2) Krakelen 3) Oneerlijk handelen 4) Smokkelen 5) Twisten 6) Vals spelen
Gevonden op http://www.mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/st
De invloed van het Antwerps op het Amsterdams
In de 18de eeuw waren de meeste van deze taalkenmerken niet meer in het Amsterdams terug te horen, met een paar uitzonderingen. Straatstenen werden nog steeds wel straatstiene genoemd en ook de sk-klank (naar skool) kwam nog geregeld voor. Maar de voltooid deelwoorden begon men nu keurig met een ‘g’. Alleen de vorm beurt in plaats van gebeurd hield het als speelse variant lang uit: nog steeds valt te horen: “’t Is beurt!”
Maar verder was de uitspraak stevig veranderd. In de meeste Amsterdamse buurten heette een schaap niet meer ‘skaep’ maar schaop. En kleren waren geen ‘kliere’ meer, maar kleire.
Wat was er in die 17de eeuw met het Amsterdams gebeurd en hoe is dat te verklaren? Het oudste plat Amsterdams (het dialect dus dat Bredero gelijkstelde met Waterlands of Amstellands) schoof op naar de Hollandse standaardtaal. Zo ontstond een moderner plat Amsterdams, dat weer als steeds platter werd ervaren naarmate de standaardtaal verfijnder werd en strakker in regels vastgelegd. Maar daarmee lopen we al een eind op ons verhaal vooruit. In Bredero’s toneelstuk Rodd’rick ende Alphonsus, dat in 1611 voor het eerst werd opgevoerd, komen twee soorten Amsterdams voor: de gewone volkstaal en het nieuwe algemene Nederlands van de ontwikkelde en beschaafde lieden.
Van die laatste taal zegt Vondel in zijn Aenleidinge ter Nederduitsche dichtkunst (1650): “Deze spraeck wort tegenwoordigh in ’s Gravenhage en t’ Amsterdam allervolmaeckst gesproken by lieden van goede opvoedinge. Want out Amsterdamsch is te mal, en plat Antwerpsch te walgelijck.” Vondel maakt in dit boek de balans op van een eeuw bouwen aan een algemene Nederlandse (schrijf)taal door dichters, taalgeleerden en rederijkerskamers. Dat “out Amsterdamsch” is de volkstaal van Bredero en met “plat Antwerpsch” bedoelt hij het ongekunstelde Antwerps.
Immigratiegolf
Dat er in Bredero’s tijd in Amsterdam veel Antwerps werd gesproken, is goed te verklaren. Hij schreef zijn stukken halverwege de Tachtigjarige Oorlog van de Nederlanden tegen Spanje. Op dat moment was Holland inclusief Amsterdam stevig in handen van de overwegend protestantse opstandelingen. De Zuidelijke Nederlanden, althans het huidige België, was echter nog steeds in handen van Spanje. Katholieken en joden moesten, bij openlijke godsdienstbeoefening, voor hun leven vrezen. Een dramatisch moment was de val van Antwerpen in 1585: de Spanjaarden richtten er een slachtpartij aan. En ook na 1600 was het oorlogsgeweld hier nog niet voorbij.
Protestantse ambachtslieden en kooplieden, rijk en arm, vluchtten in grote stromen naar het tolerante, redelijk veilige en steeds welvarender noorden en vooral naar de grote stad Amsterdam. Vaak belandden ze in een vanaf 1615 gebouwde wijk: de Jordaan. Dat hun komst een zekere cultuurschok teweegbracht, is af te lezen aan een ander stuk van Bredero: De Spaansche Brabander. De hoofdpersoon daarin, Jerolimo, is een kleurrijke schelm. Eigenlijk is deze Zuid-Nederlander straatarm, maar hij poseert als een grand seigneur, voortdurend pochend dat Antwerpenaren toch veel beschaafder zijn dan die boerse Amsterdammers. “’t Is wel een schoone stad, moor ’t volcxken is te vies,” zegt hij al in zijn eerste zin over Amsterdam.
Bredero’s klucht laat zien hoe veel autochtone Amsterdammers tegen de zwier van de nieuwkomers aankeken: met een mengeling van jaloezie én ergernis over hun kapsones. Dat hun culturele invloed groot was, staat wel vast. Toch blijkt het niet eenvoudig precies aan te geven wat die invloed van het plat Antwerps (en waarschijnlijk ook het hoog-Antwerps) op het Amsterdams is geweest. Aangenomen wordt dat in ieder geval de uitspraak van de ‘aa’ als ‘ao’ een Vlaamse invloed is, al zijn er tegenwoordig ook experts die hier een Duitse invloed zien. Deze zogenaamde verdonkerde aa is een typerend kenmerk van het Amsterdams vanaf de 18de eeuw.
In de Zuidelijke Nederlanden werd overigens ook veel Frans gesproken; dat was ook in heel Europa de taal voor het internationale contact. In die eerste helft van de 16de eeuw zullen dus ook al Franse woorden zijn doorgedrongen in het Amsterdams, maar allereerst in de betere kringen. Die Franse invloed werd pas echt sterk door de toestroom van Franse hugenoten vanaf 1685. Daarover (en over andere immigranten) meer in de volgende aflevering in januari 2009.
Uit ‘Ons Amsterdam’, Tekst: Jan Berns (adres invoeren voor de volledige tekst)
Oktober 2008
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.