Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
bijeen geraapt sprokkel hout, samengebonden, opgeslagen op een mijt om later de kachel mee aan te steken
Ik heb een hetzel opgestookt.
kwast (in het hout)
vgl. wier
M’n zaeg zit vas, ich zit op nen knoëk.
(ook schertsend gezegd van iemand die slaapt en plots hard begint te snurken) Hèè zit op ne knoëk.
In plank hout: rond stuk waar vroeger een tak zat.
Fig. op ne wier zitten, bijven doorzagen over een onderwerp.
Ge zit just op ne wier, dus dieje nagel godde daar ni deurkrijge!
Als hij aan het snurken is zit hij persies op ne wier.
komt uit het frans maar in zuidwestvlaanderen nog steeds gebruikt i.p.v. kookpot
zet de casserole maar op het fornuis
een zelf gebreeën hoofddeksel.
doe uw mutse maar aan want ’t is koud buiten
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.