Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
vuil persoon, smeerpoes
ook vuilderik
Gij se vuilerik! Allee, ga u wassen!
slagboom (v. spoorweg); afsluiting, (tuin)hek
Fr. barrière
De briere zin wir tau. (de slagbomen zijn weer neergelaten)
ve zulle ’t brirke eis moette aofsjoêre, vérei ver ’t opnauw konne vêrve (we moeten het tuinhek eerst afschuren eer we het kunnen herschilderen)
(leger) persoon die de soep bereidt of uitdeelt in de kantine, “soepmajoor”; (ook) vuilak, soepjas
lokale uitspr. “sopsis”
uit “soep” + mansnaam Franciscus (?)
Ziet ‘m doë zitte, de sopsis, z’n kleer heil begojd. (zie hem daar zitten, de soepsus, zijn kleren heel bevuild)
serge, deken
/’sarzjie/
Vormvarianten:
/‘soa: si?/ sasie (Antwerpse kempen)
/’s.e(r)z.e/ sözze, sörze (Antwerps)
/‘soa s.e/ sase (Brugs)
/’sar z.e/ sarze (Brugs)
/‘s.e z.e/ sözze, seuzze (Hageland)
/’s.es?/ sös, seus (m.) (Vlaams Brabant)
/’so. zj.e/ sozje (Brussel)
Schat, kunde vör mij e sözzeke meebrenge? ’k Hem et koud.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.