/ ruigt

het/de ~, (o.v), zelfst. nw. geen meerv.

DISCLAIMER: Dit artikel werd nog niet redactioneel bewerkt en daarom kan de kwaliteit ontoereikend zijn.

Regio(s)

Kempen

Label(s)

- geen labels gekoppeld.
Betekenis
  1. afval, vuiligheid, bucht (in de Antwerpse kempen)

Woordenboek der Nederlandsche Taal: RUIGTE: uitschot, bocht van iets: "Ruigt van pataten", Cornelissen-Vervliet

2.uitschot, nog erger dan soort, schorremorrie, krapuul (in Antwerpen)

Woordenboek der Nederlandsche Taal: RUIGTE:
Allerlei slecht en gemeen volk, gespuis, kanalje, rapalje en derg. In deze betekenis meestal in den vorm ruigt, onzijdig.
In Zuid-Nederland in toepassing op kinderen die kattekwaad uitvoeren. vb. Jaagt die ruigt (kinderen) van de deur, Cornelissen-Vervliet (1899)

uitspraak: korte /ui/, geen tweeklank

Publicatiegegevens
Suggestie door
de Bon - VL-WBK 1.0
Redacteur
Vlaams Woordenboek
Eindredacteur
Vlaams Woordenboek
Publicatiedatum
18/12/2025
Laatste bewerking
18/12/2025
  1. Ge moogt uw nagels eens proper maken, er zit ruigt onder en op.
    Dat ruigt van pekes smijt dat maar op de mesthoop.

  2. Dat ruigt heeft weer heel de boel kort en klein geslagen.
    Naar die coté van’t stad moet ge niet gaan, dat is daar allemaal ruigt.