DISCLAIMER: Dit artikel werd nog niet redactioneel bewerkt en daarom kan de kwaliteit ontoereikend zijn.

Label(s)

- geen labels gekoppeld.
Betekenis
  1. jonkheid (de ~ (v.), geen meervoud
    jonge mensen als een groep beschouwd, jeugd, het jong zijn
    (Gans Vlaanderen)

vnw: rijpere jeugd

  1. jonkheid (de ~ (v.), jonkheden)
    mannelijke of vrouwelijke vrijgezel op leeftijd (Vlaamse Ardennen)
    jongeheer, een oudere ongehuwde man (ouderske jonkheid) (Leiestreek)

zie ook verzamellemma mensen

Publicatiegegevens
Suggestie door
Marcus - VL-WBK 1.0
Redacteur
Vlaams woordenboek
Eindredacteur
Vlaams woordenboek
Publicatiedatum
18/12/2025
Laatste bewerking
18/12/2025
  1. Popmuziek is eerder iets voor de jonkheid.

Ik dacht het wordt tijd
da'k mijn wijsheid verspreid
voor 't algemeen profijt van de jonkheid
(liedjestekst Urbanus)

Tijdens zijn jonkheid heeft hij wel dwazigheden begaan.

  1. Onze buurman, de jonkheid, is ongehuwd en binnenkort viert hij zijn 50ste verjaardag.

Wie is die jonkheid daar? Oh, dat is tante Emma, de zuster van mijn moeder!